Gods voorzienigheid is de almachtige en overal aanwezige kracht van God, a
waardoor Hij de hemel en aarde, inclusief alle schepsels, onderhoudt en regeert. b
Niets gebeurt toevallig,
maar vanuit Zijn Vaderlijke hand ontvangen wij alle dingen: f
- het groeien van bomen en planten
- regen en droogte c
- vruchtbare en onvruchtbare jaren
- eten en drinken
- gezondheid en ziekte d
- rijkdom en armoede e
Hij wordt ook door mensenhanden niet gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf aan allen het leven, de adem en alle dingen geeft. Handelingen 17:25
Opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons. Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij; zoals ook enkele van uw dichters gezegd hebben: Want wij zijn ook van Zijn geslacht. Handelingen 17:27-28
Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, en niet een God van verre? Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE. Vervul Ik niet de hemel en de aarde? spreekt de HEERE. Jeremia 23:23-24
Wee hun die zich diep verbergen voor de HEERE om hun voornemen te verbergen; hun daden vinden in het duister plaats, zij zeggen: Wie ziet ons en wie kent ons? U draait de zaken om! Alsof de pottenbakker als gelijk beschouwd kan worden met het leem, zodat het maaksel over zijn maker zegt: Hij heeft mij niet gemaakt, en het gevormde voorwerp over zijn pottenbakker zegt: Hij heeft er geen inzicht in. Jesaja 29:15-16
Daarop zei Hij tegen mij: Hebt u gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis van Israël in de duisternis doen, ieder in de kamer waar zijn afbeelding zich bevindt? Want zij zeggen: De HEERE ziet ons niet, de HEERE heeft het land verlaten. Ezechiël 8:12
Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. Hebreeën 1:3
Ze zeggen niet in hun hart: Laten wij toch de HEERE, onze God, vrezen, Die de regen geeft, zowel vroege regen als late regen, op zijn tijd, Die de vastgestelde weken van de oogst voor ons bewaakt. Jeremia 5:24
Hoewel Hij Zichzelf toch niet onbetuigd liet door goed te doen: Hij gaf ons vanuit de hemel regen en vruchtbare tijden en verzadigde ons hart met voedsel en vreugde. Handelingen 14:17
Jezus antwoordde: Hij heeft niet gezondigd en zijn ouders ook niet, maar dit is gebeurd, opdat de werken van God in hem geopenbaard zouden worden. Johannes 9:3
Rijken en armen ontmoeten elkaar, de HEERE heeft hen allen gemaakt. Spreuken 22:2
Worden niet twee musjes voor een penninkje verkocht? En niet een van die zal op de aarde vallen buiten uw Vader om. Mattheüs 10:29
Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daardoor komt van de HEERE. Spreuken 16:33
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.