Dat ik met lichaam en ziel,
beide in het leven en sterven, a
niet mijn, b
maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, c
die met Zijn dierbaar bloed
voor al mijn zonden volkomenlijk betaald d
en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, e
en alzo bewaart, f
dat zonder den wil mijns hemelse Vader
geen haar van mijn hoofd vallen kan; g
ja ook, dat mij alle ding
tot mijn zaligheid dienen moet, h
waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest
van het eeuwige leven verzekert, i
en Hem voortaan te leven
van harte willig en bereid maakt. j