Vraag 107 Maar is het genoeg, dat wij onzen naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden?

Antwoord:

Neen; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn,
gebiedt, dat wij onzen naaste liefhebben als onszelf, a
en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid,
barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, b
zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, c
en ook onzen vijanden goed doen. d

Bewijsteksten

a

En het tweede aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Mattheüs 22:39

Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten. Mattheüs 7:12

Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. Romeinen 12:10

b

Met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde. Efeze 4:2

Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt. Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus. Galaten 6:1-2

Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven. Mattheüs 5:5

Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen. Romeinen 12:18

Weest dan barmhartig, gelijk ook uw Vader barmhartig is. Lukas 6:36

Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. Mattheüs 5:7

En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk. 1 Petrus 3:8

Zo doet dan aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, goedertierenheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid. Kolossenzen 3:12

c

Wanneer gij uws haters ezel onder zijn last ziet liggen, zult gij dan nalatig zijn, om het uwe te verlaten voor hem? Gij zult het in alle manier met hem verlaten. Exodus 23:5

d

Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen; Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Mattheüs 5:44-45

Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. Romeinen 12:20

origineel
SV
onder tekst
17
leermodusleren