Dat ik mijn naaste niet onteer, haat, kwets of dood.
Dit mag ook niet in gedachten, woorden of daden
of het door anderen te laten uitvoeren. a
Van alle verlangens naar wraak moet ik afstand doen, b
want de overheid draagt het zwaard.
Zij heeft de taak om doodslag tegen te gaan en die te straffen. d
Ik mag ook mijzelf geen schade toebrengen
of moedwillig in gevaar begeven. c
U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden. Maar Ik zeg u: Al wie ten onrechte boos is op zijn broeder, zal schuldig bevonden worden door de rechtbank. En al wie tegen zijn broeder zegt: Raka! zal schuldig bevonden worden door de Raad; maar al wie zegt: Dwaas! die zal schuldig bevonden worden tot het helse vuur. Mattheüs 5:21-22
Toen zei Jezus tegen hem: Doe uw zwaard terug op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Mattheüs 26:52
Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt. Genesis 9:6
Word boos, maar zondig niet; laat de zon niet ondergaan over uw boosheid. Efeze 4:26
Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Romeinen 12:19
Stel u zo snel mogelijk welwillend op tegenover uw tegenpartij, terwijl u nog met hem onderweg bent; opdat de tegenpartij u niet misschien aan de rechter overlevert en de rechter u aan de gerechtsdienaar overlevert en u in de gevangenis geworpen wordt. Mattheüs 5:25
Zo zal ook Mijn hemelse Vader met u doen, als niet ieder van u van harte de misdaden van zijn broeder vergeeft. Mattheüs 18:35
Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken. Romeinen 13:14
Deze dingen hebben wel een schijnreden van wijsheid, door eigenwillige godsdienst en nederigheid, en verachting van het lichaam, maar ze zijn zonder enige waarde en dienen tot verzadiging van het vlees. Kolossenzen 2:23
Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken. Mattheüs 4:7
Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt. Genesis 9:6
Maar wanneer iemand moedwillig tegen zijn naaste optreedt en hem met list doodt, moet u hem bij Mijn altaar vandaan halen, zodat hij zal sterven. Exodus 21:14
Toen zei Jezus tegen hem: Doe uw zwaard terug op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Mattheüs 26:52
Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet. Romeinen 13:4
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.