Zie, alle mensenlevens behoren Mij toe. Zowel het leven van de vader als het leven van de zoon, die behoren Mij toe. De mens die zondigt, die zal sterven. Ezechiƫl 18:4
En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u gebood: U mag daarvan niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven. Genesis 3:17
Wie kan standhouden voor Zijn gramschap? Wie kan te midden van Zijn brandende toorn opstaan? Zijn grimmigheid is uitgegoten als vuur, de rotsen worden door Hem stukgebroken. Nahum 1:6
Als U, HEERE, op de ongerechtigheden let, Heere, wie zal bestaan? Psalmen 130:3
Deze bewijsteksten zijn ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.